Zweven - De eerste ontmoeting met het toeval
Zweefvliegen vormt voor mij het begin van een
carrière in de luchtvaart. Later bleek dat alle stappen die ik in de afgelopen 30 jaar binnen de luchtvaart heb gezet gebaseerd waren op toeval
- namelijk het ontmoeten van de juiste mensen en het meemaken van allerlei gebeurtenissen die het toeval, het lot op je pad brengen. Zij brachten direct of
indirect de richting aan waarin ik me moest bewegen. De reis die hier is
uitgestippeld brengt je via de links onder aan iedere pagina langs alle
stappen die ik in deze periode van 30 jaar ook heb gezet.
Jan en de Gö-4
Als je het goed beschouwt was het een rare start, een vreemd begin van een nieuwe passie, een
nieuwe liefde.
Het prille begin; iedere zweefvlieger heeft er zijn eigen verhaal over. Dit is
het verhaal van mijn introductie in het stuk van de Luchtvaartwereld dat zweefvliegen heet.
Veel zweefvliegers zullen zeggen dat het zweefvliegen het enige werkelijke
vliegen is. Het motorvliegen is surrogaat en bijna verderfelijk te noemen. Maar
die discussie gaan we hier nu niet voeren, want dit is het verhaal van de Gö4.
Om precies te zijn: Jan en de Gö4.
Op 2 kilometer van ons ouderlijk huis was het zweefvliegveld
Malden. Hier was - en is nog steeds - de Nijmeegse Aero Club ( NIJAC )
gevestigd. Vanuit onze tuin zag je ze vaak boven de boomrand in de verte vliegen en
toch deed het je toen niets. Waarom die bevlieging om op een zomerse dag naar
dat zweefvliegveld te gaan? Ik kan het me niet meer herinneren. Feit is dat ik
ging en daar onwennig stond te kijken naar wat er zich daar allemaal afspeelde.
In mijn herinnering was het er stil, bijna geen mensen en slechts 2 vliegtuigen.
Misschien waren het er meer maar dan is dat beeld vervaagd. Wat bleef is het
beeld van de Gö-4, de PH-206.
Het tweede beeld is de man die er bij staat: hij heet Jan maar dat weet ik dan
nog niet. Hij is iemand die, net zoals zo vele zweefvliegers, die vreemde
gedrevenheid heeft wat het vliegen betreft. En op dat moment besef ik het nog
niet maar hij gaat me diezelfde ziekte bezorgen op die zonnige zomermiddag, dat
virus dat "vliegen" heet, en het blijkt een ongeneeslijke ziekte te zijn. Het
lijkt of mijn vraag of het ook mogelijk is om een keer mee te vliegen als
passagier een toverwoord is voor deze aviateur. Een wildvreemde jongeman is
bereid om het geld te betalen dat de club vraagt voor een start als passagier.
Het
geeft Jan de magische sleutel om de poort naar de hemelen
weer open te zetten. O ja en die sterveling van net 19 jaar die mag dan ook even
mee. Dat die jongeman nog nooit in een vliegtuig heeft gezeten en geen enkel
idee heeft wat er op hem af gaat komen dat mag de pret niet drukken.
Vanaf dat moment gaat alles in een waas aan je voorbij: instappen en kabel
vasthaken aan het toestel en zie je daar die lier in de verte die gaat ons zo
omhoog sleuren, met
zijn twee, naast elkaar zittend - want dit is de Gö 4
en dus geen tandem zitter zoals andere lestoestellen, riemen vast, zit je lekker, ben je er klaar voor,
voor wat meneer ....zoeff weg zijn we al aan de kabel van de lier en jeetje dit
gaat steil omhoog zeg en allemachtig wat een versnelling en waar zijn we
eigenlijk en knal... o ja dat was de lierkabel die ontkoppeld werd en nou zijn
we boven en het fluit zo eigenaardig om ons heen en wat zegt u meneer , o zeg
maar Jan, nou da's prima Jan maar waarom gaan we nou opeens zo steil op zijn
kant , ik kijk zo helemaal naar beneden en ik heb normaal hoogtevrees maar nu
niet en het is........geweldig.
Jan vergat even dat hij een sterveling bij zich want hij had
zich voorgenomen dat hij "boven" zou blijven met zijn Gö4.
Zoals alle
zweefvliegers weten gaat de Gö4 niet prat op een glijhoek maar op een
valhoek dus was het hard werken voor Jan. Iedere keer moesten we weer de thermische
bellen opzoeken die er voor konden zorgen dat Jan, voorlopig althans, het
gevecht met de zwaartekracht kon blijven winnen.
Iedere keer weer werd het
apparaat hardhandig op zijn kant gezet om boven te blijven in de thermiek en
langzamerhand werd het een beetje stil aan de ene zijde van de cockpit waar onze
jongeling de effecten begon te voelen van het voortdurende draaien terwijl de zon
onbarmhartig bleef schijnen op die grote plexiglas kap en het wordt nu tijd dat
ik wat vastere bodem onder de voeten krijg en nog even dan ga ik overgeven en wat zeg
je Jan of we maar moeten gaan landen , ja dat is wel ok en dan komt de aarde
weer naar je toe en de huisjes en de bomen worden weer groter en dan scheren we
vlak over de bomen heen en dat gaat best hard en dan rijden we over de grond en
we stoppen langzaam en de vleugel aan de ene kant zakt op de grond en we zijn
terug op moeder Aarde.
Wat voel je je beroerd en je denkt als het zo moet dan
maar niet. Dan hijs je je zelf uit dat ding van hout en linnen en staat weer op Terra Firma. En dan gebeurt het: binnen 2 minuten is alles weer zoals het zijn
moet en het was toch wel een belevenis en Jan , hoe gaat het hier met die club
en kan je lid worden en kan ik het ook leren.....................en zo heeft dat
virus je gegrepen en het kwam door Jan.
Jan die niet van ophouden wist en gewoon was vergeten dat er nog iemand bij hem
was. Goed gedaan Jan. Want anders had ik het misschien nooit gedaan, zelf
zweefvliegen en van vliegen je beroep maken. En dan had
ik mijn hele leven gemist, zoals ik het nu heb mogen leven.
Dus wat kan ik nog zeggen na die dag in '75, na al die jaren .............
Misschien: dank je wel , meneer Förster met je Gö4, dank je wel.
(Foto's PH-206 © Jan Roza www.silentwings.nl )
Zweven
Uiteindelijk ben ik nooit een fanatiek zweefvlieger
geworden. Mogelijk was de periode dat ik met zweefvliegen bezig kon zijn te kort.
Het bedroeg slechts een tijdsbestek van 2 jaar. Het verachtelijke motorvliegen
op de Nationale Luchtvaartschool in de opleiding voor beroepsvlieger slurpte
alle tijd en aandacht. Om in de weekends je schaarse vrije tijd en beperkte
financiële middelen in te zetten voor de zweefvliegsport bleek teveel gevraagd.
Wel zijn me altijd die aspecten van het "zweven" bijgebleven die voor mij
kenmerkend zijn voor de beoefenaars van deze fascinerende (club)sport.
De sterkte van het zweefvliegen in clubverband is tegelijkertijd ook haar
Achilleshiel. Alles rondom de het zweefvlieg bedrijf is gericht op het team verband om telkens die ene kist naar boven te krijgen. De startplaats wordt
bevolkt door de mensen die allemaal hun startje komen maken. Iedereen heeft
daarbij zijn eigen taak. Er is een instructeur van dienst, een startleider,
allerlei voetvolk voor het verslepen van vliegtuigen, klaarmaken voor vertrek
van de verschillende vliegtuigen, tiplopen bij de lierstarts, en het weer
ophalen van kisten uit het veld om ze terug te brengen naar de startplaats.
Verder heb je nog de man ( of vrouw ) met het startbord ( de plaque ), iemand die de start en landingstijden en de registraties van de
diverse vliegtuigen noteert en
natuurlijk de kabelrijders en de liermannen ( of vrouwen ) die het
zweefvlieg bedrijf completeren.
En als het op de startplaats niet goed gaat is
het vaak een gebrek aan organisatie of het ontbreken van het veiligheidsgevoel.
Vaak zie je gebeuren dat er een gebrek aan oplettendheid bestaat op zo'n
startplaats waardoor gevaarlijke situaties zich kunnen ontwikkelen. Zoals ik het
destijds heb ervaren was men zich bij "mijn" club erg bewust van dit aspect van
het zweefvliegen. Ook in de lucht werd voortdurend gehamerd op discipline en
verantwoordelijkheid. Er komen dan ook relatief weinig
ongevallen voor bij deze mooie sport. Wil je meer weten over het
zweefvliegen kijk dan eens op de website van de Nijmeegse
Aeroclub ( NIJAC ).
Ondanks de geringe ervaring van slechts 125
starts in de periode dat ik bij de NIJAC kon vliegen zijn er genoeg anekdotes. Een aantal
vind je hier.
Vervolg
In de loop van 1975 en 1976 begon het zoeken naar een
vervolgopleiding na de middelbare school. Het was een zoektocht met 2 sporen: al
enige tijd bezig met fotografie en daarnaast het nieuwe fenomeen van het (zweef)vliegen.
Toen het niet lukte om aangenomen te worden op de Academie voor Fotografie St. Joost in Breda
kwam de kentering. De nadruk verschoof definitief naar de luchtvaart kant en kwamen Luchtmacht,
Rijksluchtvaartschool en Nationale Luchtvaartschool in beeld.
De selectie voor de Luchtmacht was erg zwaar
en ook hier kwam ik niet door heen Achteraf was dit een verborgen zegen want
uiteindelijk kwam ik via andere omwegen toch nog eerder terecht bij mijn huidige
werkgever dan via de Luchtmacht mogelijk zou zijn gewest. Toentertijd in 1976
voelde het echter helemaal niet goed. Ook de Rijksluchtvaartschool bleek
voorlopig geen aannames te doen gezien de zeer zwakke arbeidsmarkt en de lage
vraag naar vliegers. Zo leek er een voortijdig
einde te komen aan de mogelijkheden voor een carrière in de luchtvaart. De
kosten voor een opleiding aan een andere vliegschool leken mij in ieder geval te
hoog. Groot was dan ook mijn verbazing toen mijn
ouders alsnog bereid bleken om de kosten voor zo'n opleiding te
bekostigen. In augustus 1976 verhuisde ik naar Rotterdam voor - zoals het zo
mooi heette - de "opleiding tot verkeersvlieger" aan de Nationale Luchtvaartschool.
|